IN ROOK OPGEGAAN
Geschreven door Bert Plomp
Alsof onze planeet ternauwernood een grote catastrofe bespaard is gebleven, zo jubelend kondigde onze knappe juffrouw van het NOS-journaal het bericht aan dat een nieuwe “rookvrije” generatie staat te trappelen om aan te treden. De leden van die nieuwe generatie zullen onze samenleving rookvrij verrijken doordat er straks bijvoorbeeld op schoolpleinen niet meer gerookt mag worden. Echter nog wel direct buiten het hek.
Het eerste wat mij opviel was dat dit journaal-meisje weer wat strakker in haar velletje stak dan de laatste keer dat ik haar zag. Zij doet mij altijd denken aan zo’n “Milner-kaasmeisje”, waarop ik in een van mijn verhalen wellicht iets te diep ben ingegaan.
Nadat deze eerste mooie indruk enigszins was weggeëbd, begon zich een onaangenaam gevoel over mij meester te maken en wel in de zin van: “Waar bemoeit die overheid zich toch overal mee”. Want het gaat steeds, op een schijnbaar sympathieke wijze, verder. Vandaag zijn het de rokers die over de rand van de blijde samenleving in de afgrond der verdoemden geduwd worden en morgen is het weer een andere groepering, die door lobbyisten en andere steriel denkenden als asociaal bestempeld worden.
Wat me trouwens opvalt is dat personen die gestopt zijn met roken vaak het heftigst tekeer gaan tegen anderen die nog wel roken.
Ik heb menigmaal in een restaurant meegemaakt dat een mede-tafelgenoot, terwijl andere tafelgenoten nog zaten te eten, vrolijk een sigaret opstak. Zelfs terwijl hij wist dat een van de anderen aan tafel ook nog eens kampte met een zware verkoudheid. Diezelfde persoon heeft thans, nu hijzelf gestopt is met roken, er totaal geen begrip voor dat iemand rookt en al helemaal niet aan tafel.
We zijn op weg naar een volstrekt steriele maatschappij, naar een samenleving waarin straks alleen nog maar ruimte is voor zure asceten, een samenleving waarin alles wat de zinnen verzet verworpen en vervolgens verboden wordt. We mogen straks, afgezien van geitenmelk en sojamelk, niet meer drinken, niet meer roken, niet meer lekker eten of het moet het eten van rauwe groenten zijn – konijnenvoer dus – , niet meer feesten en uit de band springen en geen vuurwerk meer afsteken. Voorts moeten we uit de kast komen, we moeten op dieet, we “moeten” onze organen afstaan, we “moeten” er een eind aan maken als ons leven voltooid is en we moeten ons aan andere culturen aanpassen en ga zo maar door. Het komt allemaal uit de koker van die saaie zure theemutsen. Deze wereldverbeteraars zijn over het algemeen individuen wier gezicht direct pijnlijk vertrekt indien ze geconfronteerd worden met een blij mens met een glimlach op zijn gezicht. Door het uitbannen van allerlei uitbundigheden, weten zij hun eigen trieste saaiheid te camoufleren.
Ik verlang echt terug, ofschoon ikzelf al vele jaren niet meer rook, naar de tijd dat er nog volop gerookt werd in de kroeg en in de voetbalkantine. Als je een paar uurtjes in de rokerige sfeer van een dergelijk etablissement vertoeft zal je echt niet direct longkanker opsnuiven.
Heden ten dage hangt er in zo’n kroeg een zekere schrale lucht, vermengd met “het aroma” van heimelijk gelaten scheten. God mag weten of die lucht bij inademing niet slechter is voor de gezondheid dan dezelfde mix vermengd met een flinke portie sigarettenrook of de zoete rook van een brandende pijp gevuld met Clan tabak. Tegenwoordig is iedereen ook zo ontzettend zichtbaar geworden in een kroeg. Waar iedereen voorheen nog gehuld was in een soort mystieke zinnenprikkelende damp en waar je je met je vriendin nog ergens in een hoek van de kroeg verdekt kon opstellen, is thans eenieder in de kroeg tot achter in de zaak vanaf de straat duidelijk zichtbaar.
Ik word langzamerhand echt ziek van die bemoeizucht van de overheid. Kunnen we daar niet eens ferm tegenop staan. Laten we ons eens concentreren op de negatieve gezondheidseffecten, veroorzaakt door het lakse en bureaucratische optreden van de overheid. Laten we die effecten eens grondig onderzoeken in plaats van dat gezemel over roken, drinken, eten en wat dies meer zij.
Roken is niet gezond, daarover zijn de meesten het wel eens. Het is ook goed dat het geregeld is dat je niet overal mag roken. Maar het is gewoon van de zotte dat het wettelijk bepaald is dat je in geen enkele kroeg of restaurant meer mag roken. Het is van de zotte dat het niet mogelijk is te kiezen tussen etablissementen voor rokers en niet-rokers. Voor het toezicht op de naleving van zo’n wet is het natuurlijk wel lekker makkelijk als je simpelweg bepaalt dat je nergens mag roken. En het moment is niet ver weg dat men de mens verbiedt in de open lucht, in zijn eigen huis of op zijn eigen grond te roken.
Vroeger in Oog in Al hadden we aan weerszijden buren die werkelijk rookten als een schoorsteen. Als mijn vrouw en ik op een zwoele zomeravond ervoor kozen vroeg naar bed te gaan, met de schuifpui open, werd ons plezier vaak verstoord door de rook die van buiten via de schuifpui onze slaapkamer binnendrong. Het zou echter nooit in ons zijn opgekomen om onze buren het rookgenot te ontzeggen. Trouwens in Oog in Al kwam de rook toch al van alle kanten op je af: uitlaatgassen van verkeersplein Oudenrijn, stinkende rook van de sojafabriek, indringende koffielucht van de Douwe Egberts en bij mooi weer ook nog eens bedorven lucht vanuit het Ruhrgebied.
In mijn jeugd rookten mijn vrienden en ik er lustig op los. Bij onze sigarenboer “Van den Akker” in het Lodewijk Napoleonplantsoen in Utrecht kochten we alles wat maar wilde schroeien. Voor 10 cent kochten we losse sigaretten, veelal afkomstig uit Egypte en de wijde Arabische omtrek.
Deze sigaretten kenmerkten zich vooral door de gele kleur en de extra lange afmeting.
We rookten ook van die Franse blauwe Gauloises. Dan merkte je pas goed dat roken niet echt gezond kon zijn. Bij het inhaleren van de rook van deze sigaretten voelde je direct dat al je longblaasjes van ellende in elkaar klapten.
Mijn oudere zeer gestudeerde broer Theo, was en is een anti-rookmagiër. Je kunt met hem geen ruimte betreden waar gerookt wordt of hij klampt een rokend individu direct aan met de vraag of hij niet goed bij zijn hoofd is. Vaak wordt zo’n roker ook nog eens uitgenodigd een bezoekje met hem af te leggen aan de longafdeling van het UMC om aldaar met eigen ogen te aanschouwen waartoe roken kan leiden. Ik probeer dan altijd de ontdane persoon wat te troosten met de mededeling dat ik ook een paar periodes in mijn leven heb gerookt en op de marathon toch vrijwel altijd belangrijk sneller was dan mijn niet-rokende broer. Waar broer Theo voorafgaande aan de start van een marathon steevast zijn warming-up deed, stak ik tot ongenoegen van andere lopers meestal nog even snel een sjekkie op.
Nogmaals roken is ongezond, zoals zovele geneugten des levens.
Maar laat de overheid en al die “plezierstoppers” nu eens ophouden de teugels steeds verder aan te trekken. Bied ruimte voor rokers en niet-rokers in kroegen en restaurants. Het is toch niet zo ingewikkeld om aparte kroegen en dergelijke etablissementen voor rokers en niet-rokers toe te staan. De overheid is gewoonweg de makkelijkste weg ingeslagen: je mag nergens meer roken, althans daar zijn we niet ver meer van af.
Onze bevolking vergrijst en het langleven-risico voor pensioenfondsen en de AOW neemt onbetaalbare proporties aan. Budgettair komt het goed uit indien volhardende rokers vroegtijdig in rook opgaan. Dus hou eens op met dat belerende gedoe: “Vrijheid, blijheid”.
EINDE
Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: