SIBERISCH KOUD
Geschreven door Bert Plomp
Charles en ik waren in het Rietkopje een stuk beter gehuisvest dan in het voormalige tenthuisje. In sommige opzichten waren we zelfs beter af dan thuis in Utrecht. We hadden namelijk de beschikking over het tweede kamertje met een stapelbed. Nu hoefden wij verder geen rekening meer te houden met onze zeer oplettende ouders. Met ouders, die in het vorige bivak binnen gehoorafstand op bed lagen. Zij waren toen slechts door een gordijn van ons gescheiden.
De nieuwe huisvesting bood ons alle gelegenheid om het pand, onopgemerkt via het slaapkamerraam, te verlaten en weer te betreden. Ook wanneer wij geacht werden te slapen.
Buiten de vertrekken die daartoe bestemd waren, kende de bungalow nog een slaapplaats. Theo, de oudste zoon des huizes, sliep namelijk in de woonkamer. Daar stond een bed dat overdag dienst deed als divan. Die ligplaats bood hem in beginsel wat meer bewegingsvrijheid dan de andere slaapgelegenheden. Maar eigenlijk ook weer niet. Gedurende de hele nacht werd hij gevisiteerd door toiletbezoekers en dorstige huisgenoten, op zoek naar de keukenkraan. Mijn ouders liepen daarom geen enkel risico door hem toe te staan zijn bed te delen met zijn vriendin. Theo voelde er namelijk niets voor, betrapt te worden terwijl hij intiem was met zijn meisje. Zo netjes waren jongens en meisjes nog in die tijd.
De douchecel was uitgerust met een grote elektrische boiler. Als die eenmaal op stoom was gekomen, stond die garant voor een heerlijke douchepartij. Het hete water stortte dan met bakken tegelijk omlaag. Douchen in het bos was voor ons een soort Niagara belevenis. Vooral vergeleken met thuis in Utrecht. Daar stond je in een minuscuul gootsteentje je nat te maken met een straaltje warm water, afkomstig uit een lullig gasgeisertje in de keuken.
Ik probeerde altijd eerder te douchen dan de rest van het gezelschap. Zeker wanneer de bedden overbezet waren. De hoeveelheid heet water was immers beperkt en snel geconsumeerd wanneer de kranen wijd open werden gedraaid. Als de boiler zijn lading had uitgestort, duurde het wel een half uur eer er opnieuw voldoende heet water was. Zodoende moest de laatste klant soms tot het middaguur wachten om te kunnen badderen.
Tijdens een ijskoude kerstvakantie midden zestiger jaren, heb ik mijn mooie Jeany een keer naar het huisje gelokt. Ik had dit rendez-vous georganiseerd met een zeker zondig doel voor ogen. Ofschoon Jeany daar niet direct blijk van gaf, wist ze wel dat we niet voor een spelletje ganzenborden naar het bos afreisden.
In die jaren kwamen er nog Siberisch koude winters in Nederland voor. Men vreesde toen zelfs dat er een nieuwe ijstijd aanstaande was.
Hoewel klimaatonheilsprofeten in die dagen niet echt serieus genomen werden, waren politici, geprikkeld door lobbyisten, toen ook al bezig argumenten te verzamelen om het volk uiteindelijk de schuld van die temperatuurdaling in de schoenen te kunnen schuiven.
Bij aankomst in het bos, had ik eerst het potkacheltje aan de praat gebracht en tot aan de nok gevuld met kolen. Nadat ik buiten in de put de hoofdkraan had geopend, zette ik binnen de boiler vast aan het werk. Ik verheugde me al op een heerlijke vrijpartij met mijn geliefde en aansluitend een gezamenlijke, hete stortdouche.
We hebben eerst een uur lang, strak tegen elkaar gedrukt, met een deken om ons heen voor de gloeiendhete kachel gezeten. Toen de kamertemperatuur eenmaal aangenaam was, hebben we ons uitgekleed en de divan opgezocht. Deze ligbank stond in de directe nabijheid van de warmtebron opgesteld.
Na een verrukkelijk ʻonderonsjeʼ, lagen we voor het vuur nog wat na te genieten. Ik zei tegen Jeany: “Nu eerst nog even lekker samen douchen en dan op de Tomos terug naar Utrecht door de ijzig koude nacht”.
Toen we onder de douche stonden, wilde ik met heet water de koude leidingen wat sneller ontdooien. Zodra ik die ondankbare pijpen besproeide, barstten ze aan alle kanten tegelijk open. Een imposant waterspel ontvouwde zich voor onze ogen. Het leek wel of we te midden van de Simson Fonteinen in Sint-Petersburg stonden.
Buiten, onder een betonnen plaat, bevond zich de hoofdkraan in een put. Haast was geboden. Als een pijl vloog ik in mijn blootje naar buiten, trippelde over de bevroren bosgrond en dook in de put. Uit alle macht probeerde ik de hoofdkraan dicht te draaien, maar ik kreeg die ellendige afsluiter niet volledig gesloten. Ik moest ten slotte accepteren, dat het water nog enigszins uit de leidingen in de badkamer bleef nevelen. Omdat ik er vanuit ging dat dit verder geen kwaad kon, liet ik het maar zo. Het afvoerputje kon een dergelijk wateraanbod immers makkelijk verwerken.
Nadat Jeany en ik ons goed hadden afgedroogd en nog even voor de kachel hadden opgewarmd, trokken wij de deur van de bungalow achter ons dicht en de vrieskou in.
Alle moeite ten spijt, toen mijn ouders, mijn broers, mijn zus en ik aan het begin van het nieuwe weekend de bungalow betraden en mijn moeder de deur naar de badkamer ontsloot, openbaarde zich daarachter een werkelijk verpletterend, winters tafereel. Een ijzig, Siberisch landschap, zoals ooit te zien was in een scène van de beroemde film ʻDokter Zhivagoʼ.
Toen ik mijn vader vroeg of hij de laatste keer de hoofdkraan wel stevig genoeg had dichtgedraaid en de leidingen goed had afgetapt, leverde hem dat een woedende blik van mijn moeder op.
EINDE
Voor alle afleveringen klik op: Het rietkopje
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: