EEN WOLK VAN ROOK EN KRIJTDEELTJES
Geschreven door Bert Plomp
Na uren rondkijken bij de Slegte en een paar andere zaken had ik vrijwel alle boeken van de boekenlijst te pakken.
Het waren uitsluitend tweedehands boeken. Bepaald niet vallend onder de categorie ‘zo goed als nieuw’. Laat staan van ‘de laatste druk’. Zoveel geld had ik van thuis niet meegekregen om daaraan te voldoen.
De praktijk wijst wel uit of dit leidt tot een soort Babylonische spraakverwarring. Indien negentig procent van de inhoud van het boek klopt dan kom ik met de resterende tien procent op een andere wijze wel uit de voeten, dacht ik.
Alles bij elkaar was het een indrukwekkende collectie. In die dagen kreeg je immers nog onderricht in achttien verschillende vakken. Ik tilde me werkelijk een ongeluk aan de twee grote tassen vol met boeken.
Niet alleen met studieboeken moest ik regelmatig improviseren, ook met overig schoolmateriaal.
Voor meetkunde beschikte ik bijvoorbeeld niet altijd over een passer. Ik vond het wel ludiek om voor het tekenen van cirkels verschillende ronde potjes en blikjes te gebruiken. Bij ’t begin van de les toverde ik die tevoorschijn uit mijn schooltas en stalde ze uit op mijn bureau. Dit stond altijd wel garant voor wat hilariteit in de klas.
Mijn tas was trouwens ook geen echte schooltas. Het was een pukkel, die ternauwernood de Tweede Wereldoorlog had overleefd. Ik had deze vierkante, militaire rugtas ooit gekocht op de rommelmarkt.
Om maar gelijk volledig te zijn, het bureau waaraan ik zat verdiende evenmin die titel. Het was een door houtwormen aangevreten, ouderwetse lessenaar. Een houten bank en dito werkblad, die als meubelstuk een geheel vormden.
Zo’n lessenaar moest je delen met een andere leerling. In mijn geval, met mijn toenmalige schoolvriend Jaap van der Heiden.
Als je daarin getweeën had plaatsgenomen en je beeldde je een winterlandschap in dan kreeg je het idee dat je in een arrenslee zat.
Op dinsdag, na de bewuste vrijdag, klonk voor het eerst sinds de zomervakantie de schoolbel weer. Via de ingang aan de achterzijde van het imposante, klassieke gebouw, stroomden talloze jongens en meisjes de school binnen.
De leerlingen die les hadden op de begane grond begaven zich linea recta naar hun leslokaal. De overige leerlingen beklommen eerst de trappen naar de hoger gelegen verdiepingen. Tot halverwege de eerste etage, jongens en meisjes strikt gescheiden, daarna, voor de tweede helft van de klim, weer gezamenlijk. Hierna vond een verdere opsplitsing plaats naar leslokalen, gelegen op de eerste en de tweede verdieping.
Op de Rijks HBS had iedere leraar een eigen lokaal. Dat had tot gevolg dat aan het einde van ieder lesuur de hele meute zich opnieuw verspreidde over het gebouw. Afgezien van het feit dat die verhuizing steeds gepaard ging met veel kabaal arriveerde je voor de volgende les keer op keer in een zeer bedompte ruimte. De leraar had er tijdens de voorafgaande les bijna onophoudelijk staan roken en de leerlingen hadden er aan een stuk door zitten zweten. Het leslokaal van de heer Smit spande in dat opzicht werkelijk de kroon. Deze Indische leraar wiskunde, altijd gestoken in een onberispelijk donker pak en een smetteloos wit overhemd, was niet alleen een kettingroker maar tijdens de les ook zeer actief met het hanteren van de bordenwisser.
Met een staafje krijt kalkte hij hele borden vol met formules om ze daarna, met reusachtige zwaaien met de borstel, weer uit te wissen. De vrijgekomen krijtdeeltjes gingen vervolgens op in de reeds aanwezige wolk van sigarettenrook en verdampt zweet.
Meneer Smit had een bloedhekel aan leerlingen die de indruk wekten geen belangstelling te hebben voor zijn wiskundige formules. Als door een ‘stille kracht’ gedreven kon hij dan plotseling naast je staan en met een lange, houten liniaal een ferme klap geven op je lessenaar. Zo nu en dan zaten daar weleens vingers tussen. Tussen die liniaal en de lessenaar, bedoel ik.
Als hij geen zin had om helemaal naar je toe te komen, in geval van desinteresse, dan had hij er ook wel plezier in een met krijtresten verzadigde bordenwisser naar je kop te smijten.
Je had geluk als je kop niet geraakt werd, maar de bordenwisser trof op z’n minst toch je lijf. Dan zag je er voor de rest van de schooldag uit als een sneeuwpop en dat was voor de hele gemeenschap zichtbaar. Je waakte er wel voor dat zoiets je een tweede maal overkwam. Ik heb altijd wel een goede band gehad met Smit. Niet in de laatste plaats omdat ik altijd zuinig was op mijn kop en mijn kleding.
De hoofdreden was dat ik interesse had voor exacte vakken als wiskunde en natuurkunde. Die leerstof begreep je of die begreep je niet. Je hoefde voor die vakken nooit allerlei feitjes uit je hoofd te leren. Daar had ik een hekel aan. Ik vond dat vermoeiend en tijdrovend. Tegenwoordig heb ik heel andere interesses, maar het komt mij nog steeds goed van pas dat ik dingen logisch op een rijtje kan zetten.
WORDT VERVOLGD
Voor alle afleveringen klik op: Een langharige op de Rijks HBS
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: