BLOED ACHTER MIJN OGEN
Geschreven door Bert Plomp
Aan het begin van de zomervakantie in 1959 vertrok ik als elfjarige, tezamen met de andere gezinsleden, naar ons vaste vakantiestekkie. Naar het tenthuisje op camping Het Grote Bos in Doorn.
Zonder eerst mijn spullen uit te pakken, rende ik na aankomst, in een zomers enthousiasme, linea recta naar de grote speeltuin. Ik wilde me direct gaan uitleven op een van de speeltoestellen.
Door mijn grote geestdrift zag ik helaas over het hoofd dat een zwaargewicht, gezeten op een stalen schommel, juist het hoogste punt had bereikt en de daling had ingezet. Met een razende vaart stortte deze schommelaar zich omlaag. Eenmaal beneden aangekomen ramde hij mijn onwetende hoofdje.
Ik had het gevoel dat mijn hoofd van mijn romp werd gescheiden. Bij zo’n scheiding mag men iemand, zonder verder gedoe, officieel dood verklaren. Met dien verstande dat het hoofd dan wel ten minste dertig centimeter verderop moet liggen. Dus, als je het niet helemaal zeker weet dan leg je zo’n gescheiden hoofd gewoon iets verderop.
Omdat ik mijn hoofd erbij kon houden, concludeerde ik dat mijn kop er nog aan zat en stond op.
Zigzaggend, als een zwaar beschonken individu, was ik nog in staat het tenthuisje te bereiken, alwaar ik uiteindelijk volledig knock-out ging.
Een buurman heeft me, samen met mijn moeder, met de auto naar het AZU gebracht. Na een uitgebreid onderzoek keerden we ’s avonds terug op de camping.
Mijn moeder liet de toegestroomde bosgemeenschap heel gewichtig weten dat de geconsulteerde specialist de aanwezigheid van bloed achter mijn ogen had vastgesteld. Dat ik een zeer zware hersenschudding had opgelopen.
Wat het medisch allemaal voorstelde, ik had geen flauw idee. Dat van dat bloed vond ik eigenlijk wel heel interessant klinken. Ik was er zelfs een beetje trots op. Ieder bosvriendje dat op ziekenbezoek kwam, liet ik plechtig weten dat er bloed achter mijn ogen zat.
Als klein jongetje vroeg ik me onderwijl wel af hoe die specialist in godsnaam een kijkje achter mijn ogen had kunnen nemen zonder ze er eerst uit te wippen. Was hij in staat geweest om dwars door mijn ogen heen te gluren?
Met een rechthoekig zakspiegeltje heb ik een aantal dagen dieper dan normaal in mijn ogen gekeken. Dat leverde niets op. Daarna heb ik verscheidene malen geprobeerd mijn ogen zover mogelijk naar binnen te draaien. Hopende een plasje bloed onder in mijn oogkassen te ontdekken.
Misschien was het wel te donker achter mijn kijkers, maar ik zag niets. Ik werd alleen nog maar draaieriger dan ik al was en ging bovendien scheel kijken.
Gelet op de verpletterende, medische diagnose werd mijn oudere broer Theo prompt gesommeerd zijn bevoorrechte slaapplaats op te geven. Zijn vrijstaande eenpersoonsbed moest hij voor de duur van de hele zomervakantie aan zijn jongere, gekwetste broer afstaan. Ofschoon Theo behoorlijk tegenstribbelde, sliep ik nog dezelfde avond in het felbegeerde bed en hij boven in het wiebelende stapelbed.
Na veertien dagen platliggen, hield ik het rusten wel voor gezien. Ik voelde me prima en had geen zin om de zes weken voorgeschreven rust uit te liggen. Vanaf dat moment zat ik weer rechtop en volop te kaarten aan de grote tafel.
Nog voordat ik de stap zette naar het voortgezet onderwijs werd mijn hoofd andermaal geteisterd. Ditmaal gelukkig niet overdreven zwaar.
Tijdens een wilde achtervolging door de gangen van de lagere school smeet de persoon die ik najoeg een glazen deur vlak voor mijn snuit dicht.
Mijn vaart liet mij geen andere keuze dan door de deurruit te duiken. Onder het motto van ‘als het moet dan maar goed’ deed ik dat met een sierlijke snoekduik.
Ofschoon menig scholier onder de indruk was van deze acrobatische actie moest ik de sprong bekopen met een paar sneeën in mijn kop en een flinke jaap in mijn linkerarm.
Natuurlijk was er ook nog glasschade. Die werd verhaald op mijn ouders en zij verhaalden die tegenvaller weer op mij. Om te beginnen trakteerden ze me op een reeks lellen voor mijn kop. Ze bleven me net zolang afdrogen tot ze het plezier in het slaan verloren omdat hun handen pijn deden.
De opgelopen snijwonden maakten geen enkele indruk bij mijn ouders. Het was eigen schuld, dikke bult.
Al deze kopzorgen deden zich voor in mijn jonge jaren en konden wellicht toegeschreven worden aan een zekere jeugdige onbezonnenheid.
De laatste keer dat mijn kop ernstig te lijden had, was echter vrij recent.
Bij mijn huis in Ierland was ik een paar jaar geleden bezig een antennemast te verplaatsen. De antenne moest van de ene naar de andere heuvel verhuizen. Met het doel een betere ontvangst van tv- zenders te realiseren.
Omdat het hier aan de zuidwestkust van Ierland heftig tekeer kan gaan, is het belangrijk om alles wat aan windkracht bloot staat stevig te verankeren. Zo ook antennemasten.
Bij het plaatsen van de antenne had ik de mast aan de voet in beton gegoten.
Op de dag dat ik de mast wilde verplaatsen, moest ik deze, inclusief een flinke klomp beton, eerst uitgraven.
Met heel veel moeite lukte het mij om het hele spul uit de kuil te liften. Vervolgens moest de mast met toebehoren van de ene naar de andere heuvel verkast worden. Het geheel was veel te zwaar om simpelweg even naar de nieuwe positie te dragen. Maar een steekwagentje bood uitkomst.
Ik kon de zware vracht nog betrekkelijk eenvoudig op het karretje laden. Het probleem rees echter toen ik de loodzware last heuvelafwaarts manoeuvreerde. Het wagentje, inclusief cargo, koos toen een eigen koers en dynamiek en dreigde mij tijdens de afdaling te passeren. Bij deze inhaalactie vloog de verzwaarde antenne van het wagentje af. Als een moker sloeg het gevaarte tegen de linkerkant van mijn kop. Een enorm gezwollen slaap was het resultaat.
Nu is een klap tegen je slaap krijgen al vrij riskant. Wat te denken van een mokerslag.
Het mag een wonder heten, maar mijn kop is ondanks alle aanslagen nog steeds intact. Als ik al last heb van hoofdpijn dan is dat te wijten aan de inname van wijn.
EINDE
Voor alle afleveringen klik op: Je kop erbij houden
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: