ZWAAR KILO UTRECHT TANGO
Geschreven door Bert Plomp
De man zag direct dat ik enorm de schurft had aan types zoals hij. Wellicht om die reden flikkerde hij mijn hele kast leeg. Al mijn kleding, onderdeel uitmakend van mijn “Persoonlijke Standaard Uitrusting”, lag over de vloer verspreid. Het had me een uur gekost om mijn plunjezak te legen en mijn militaire garderobe netjes opgevouwen in mijn kast te stapelen. Wat mij betreft was het grote aftellen begonnen.
Een paar maanden eerder had ik een geschreven bevel van het Ministerie van Defensie ontvangen. Het gebod hield kortweg in dat ik me op maandag 23 september 1968 moest melden bij een kazerne in Harderwijk. Bij de Jan van Nassaukazerne.
Mijn vader heeft op de dag dat de postbode hem het aangetekende bericht overhandigde, spontaan de vlag uitgehangen. Zo blij was hij dat het leger mij nu wel wat discipline zou gaan bijbrengen. Daarin was hijzelf namelijk nooit geslaagd.
Ik baalde enorm toen ik kennisnam van deze oproep. Het vooruitzicht dat ik achttien maanden lang andermans bevelen moest gaan opvolgen, maakte me nog opstandiger dan ik al was.
Om vaders feeststemming gelijk wat te temperen, nodigde ik hem uit om even naast me op de bank plaats te nemen.
In allerijl had ik zijn oude “Rundfunk” bandrecorder tevoorschijn getoverd. Nadat ik de opnameknop had ingedrukt, beloofde ik mijn vader plechtig dat ik binnen zes weken weer vrij man zou zijn. De arme man kreeg bijna een TIA van het toegezegde vooruitzicht.
Op de dag dat ik me moest melden in Harderwijk, heeft hij me voor alle zekerheid persoonlijk bij de kazernepoort afgeleverd. Toen we afscheid namen, zag ik aan zijn blik dat hij dacht: “Die zien we nooit meer terug”. Dat was natuurlijk schromelijk overdreven, maar anderhalf jaar is toch een hele tijd.
Na binnenkomst, moest ik direct, tezamen met alle andere zojuist gearriveerde jongens, in een rij gaan staan. Vanaf dat moment ving het “geblaf” aan.
Om te beginnen werd ik naar de kazernekapper gedirigeerd. Een kampbeul-achtig type met een grote tondeuse stond daar gereed om ieder passerend hoofd te ontharen.
Alvorens af te reizen naar Harderwijk, had ik mijn haar al laten knippen bij Haarmode Van der Vaart aan de Rubenslaan. Op die wijze wilde ik voorkomen, dat een of andere dienstklopper het ultieme plezier beleefde aan het bijna kaal scheren van een langharige. Niettegenstaande dat, wist onze militaire barbier met enige moeite mijn kapsel toch nog wat korter te scheren.
Na deze scheerpartij werd ik naar het depot gezonden om mijn dienstkleding af te halen. Gelijktijdig kreeg ik ook de rest van mijn PSU overhandigd. Hierna was het omkleden geblazen. Ik moest me in mijn nieuwe outfit melden bij de gladiool, die zich even later zo hartelijk over de inhoud van mijn kastje ontfermde.
Na deze eerste ervaringen stond het mij nog duidelijker voor ogen: met dit militaire zootje moest ik zo snel mogelijk zien af te rekenen.
Een collega-dienstplichtige, ene soldaat Nix, zag het net als ik helemaal niet zitten om de volle achttien maanden uit te dienen. Hij wilde een herkeuring afdwingen en hoopte op grond van S5 alsnog afgekeurd te worden.
S5 stond voor geestelijke stabiliteit 5. Naar militaire maatstaven ben je dan niet helemaal goed snik. Op die wijze de tent verlaten, vond ik helemaal niks.
Nix zat hele avonden te huilen en sloeg alle maaltijden over. Dat laatste had denk ik meer te maken met de kwaliteit van het voer dan met S5. Zo nu en dan dacht ik met weemoed terug aan al die lekkere potjes die mijn moeder bereidde. Potjes als schelvis met mosterdsaus en bietjes. Met vooral veel graat.
De eerste kazernenacht heb ik geen oog dicht gedaan. Niet omdat ik van nature geen plezier beleef aan het slapen in een zaal vol kerels. Ik lag de hele nacht te peinzen over hoe ik binnen zes weken mijn defensiecarrière kon afronden.
Al snel kwam de gedachte in mij op dat mijn knieën niet al te best waren. Met voetbal had ik flinke schoppen tegen mijn knieën moeten incasseren. Daardoor kraakten ze ook een beetje.
Mijn plan was om de volgende dag, en zo nodig iedere dag van mijn Harderwijkse internering, me te melden bij de medische dienst en te klagen over pijn in mijn gewrichten.
Toen ik in ’s morgens vroeg in de rij stond bij de medische dienst, verwonderde ik me erover dat er van zo’n verse lichting al zovelen de dag na hun aankomst onwel waren.
Het in de rij staan, was op zich al een plezieriger bezigheid dan met de anderen buiten in de regen te exerceren. Met enig leedvermaak kon ik in de wachtkamer het achterlijke gebrul van zo’n leidinggevende malloot volgen.
Het was natuurlijk mooi geweest, indien ik bij het eerste het beste consult al een gewillig oor had getroffen aangaande mijn klachten. Dat was niet zo, maar het dossier was nu wel geopend.
Vanzelfsprekend kon ik niet dag in dag uit mijn tijd uitzitten bij de medische dienst. Daarom heb ik ook nog wat tijd gehad om verschillende militaire dingetjes te leren. Ik heb leren schieten, marcheren en kamperen. Maar vooral geleerd gevulde koeken te eten. Zelfs een studie voor radiotelefonist heb ik met succes weten af te ronden. Nog dagelijks komt die opleiding me van pas. Vooral als ik op een nette manier mijn ongenoegen over iets wil uiten. Dat gebeurt nog wel eens. Dan roep ik dat het zwaar “Kilo Utrecht Tango” is.
WORDT VERVOLGD
Voor alle afleveringen klik op: Broederdienst
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: