MOZES IN HET BIEZEN MANDJE
Geschreven door Bert Plomp
Op een mooie morgen in april, bezocht ik de ezeltjes en de pony’s in de opvangplaats voor verwaarloosde dieren, die mijn vrouw Cynthia en ik in Ierland runnen, in ons bos in Ballyhoneen. Het was mijn dag om de dieren te verzorgen en te voeren.
Een paar weken eerder had ik de hele kudde naar de zomerweide verplaatst, welke gelegen is aan de uiterste noordzijde van het bos.
Het was weer een helse onderneming om mijn kleine tractor met aanhanger, ongehinderd de weide binnen te loodsen. Zodra het dierengezelschap mij in de verte hoorde aankomen tuffen met een grote lading hooi en stro, stond het zich bij het hek al te verdringen, om direct zijn tanden in het verse voer te kunnen zetten. Ik kreeg zo goed als geen ruimte om het toegangshek te openen en de tractor met aanhanger naar binnen te rijden. Toen ik eenmaal zonder kleerscheuren aan de andere kant van het hek was geraakt, moest ik als een haas het hek weer sluiten om te voorkomen, dat een aantal ezeltjes het bos in zou verdwijnen. Dat laatste was me al meerdere keren overkomen. Het kostte me steeds een halve dag om ze weer aan de juiste kant van het hek te verzamelen.
Zodra deze horde was genomen, was het zaak om de lading hooi en stro zo snel mogelijk af te laden en in het voorraadhok van de stal op te bergen. Dat was bepaald geen sine cure. Want tijdens het afladen van de balen, vormden de dieren onmiddellijk een soort kordon rondom de tractor en de aanhanger. Een kordon waar ik moeilijk doorheen kwam. Ze stonden namelijk al gretig met hun tanden aan de smakelijke inhoud van het transport te trekken. Onderwijl deelden ze elkaar flinke trappen uit. Toen ik me daartussen wurmde, om een van de balen af te laden, liep ik volop het risico tegen zo’n corrigerend schopje aan te lopen. Voorts het risico, dat een van de voorproevers even met zijn volle gewicht op mijn tenen ging staan. Voor het geval dat mijn tussenkomst helemaal niet op prijs werd gesteld, kon ik bovendien nog rekenen op een afkeurende beet in mijn kont.
Toen ik ondanks alles toch een baal te pakken had weten te krijgen en deze binnen wilde opbergen, werd mij de vrije doorgang belet door een van de andere grazers. Door een flinke ezel, die intussen het voorraadhok was binnengeglipt en zich daar, als in een snoepwinkel, tegoed deed aan de schijnbaar eindeloze hoeveelheid proviand.
Op die bewuste morgen in april, binnen al het tumult van het voedseltransport, drong al enige tijd een zacht geweeklaag tot mij door vanaf de bergbeek. Het had veel weg van het gehuil van een baby. Door mijn christelijke opvoeding, stond mij direct het beeld voor ogen van Mozes in het biezen mandje. Zonder verder te dralen, maar toch met een enigszins bezorgd gemoed, toog ik naar de vermoedelijke plaats des onheils.
Langs de rand van het bos liep ik, scherp om me heen kijkend, omlaag naar de bergstroom. Ofschoon het gekerm steeds luider hoorbaar werd, werd dit gelijktijdig meer en meer overstemd door het gebulder van het omlaag stortende water van het riviertje. Hierdoor kon ik de bron van het gejammer niet direct gewaar worden.
Het riviertje was solide afgezet met stevig schapengaas, opdat schapen, met een klodder verf op hun vacht van een verschillende kleur, niet zomaar konden overlopen. Overlopen van de ene naar de andere baas. Ook schapen menen immers nogal eens, dat het gras bij de buren groener is. Ten onrechte natuurlijk.
Na enige tijd de oever van de bergstroom scherp te hebben afgetuurd, zag ik eindelijk wie er zo jammerlijk lag te klagen. Het was een allerliefst lammetje, dat als een insect gevangen zat in een spinnenweb. In het meedogenloze, ijzeren vlechtwerk van een stuk omgevallen afrastering langs de steile helling van de oever van de bergstroom.
WORDT VERVOLGD
Voor alle afleveringen klik op: Lucky Hector
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: