LADEN EN LOSSEN
Geschreven door Bert Plomp
Vanaf mijn zestiende heb ik een aantal jaren veel vrije tijd doorgebracht bij de afdeling pakketpost van de PTT in Utrecht. Die afdeling bevond zich nabij het Centraal Station aan de Moreelselaan.
Aanvankelijk werkte ik daar vooral ’s avonds, in de weekenden en gedurende de schoolvakanties. Op latere leeftijd, toen ik nog studeerde, werkte ik er alleen ’s nachts en in het weekend. Dan was het minder hectisch en het bracht meer geld in het laatje. Het was een fysieke, afwisselende baan en ik had leuke collega’s.
Vooral tijdens zwoele zomernachten had ik het erg naar mijn zin met het laden en lossen van treinen op het Centraal Station. Terwijl ik, gezeten op mijn aanhanger met postzakken, de laatste reizigers zag arriveren en vertrekken, genoot ik van de aangename temperatuur en de zomerse geuren. Op het station tochtte het altijd wel een beetje. Kwam het niet door het ‘tunneleffect’, dan was het wel door passerende treinen. Dat gaf een welkome verkoeling.
In de grote hal en in de kelder van het distributiecentrum, bestond mijn werk uit het sorteren van postzakken respectievelijk pakketten. De gelabelde postzakken moesten al naar gelang hun eindbestemming over aanhangwagens verdeeld worden. Deels werden ze daarna per trein verder vervoerd, deels per vrachtwagen. Dat laatste gold voornamelijk voor bestemmingen binnen de regio Utrecht.
Zodra een trein tot stilstand kwam, moest je erin springen en als de wiedeweerga de postzakken uit het postcompartiment naar buiten op het perron zien te werken. Je had maar een paar minuten de tijd om dat te verwezenlijken. Het lossen draaide daarom in de regel uit op een partijtje gooi- en smijtwerk van de bovenste plank.
Nadat de hele vracht op een aanhangwagen was gestapeld, werd die aanhanger door een gemotoriseerde trekker naar de grote hal van het distributiecentrum gesleept. Binnen aangekomen, werd de lading gelost en verder afgewikkeld. Bij de verzending van postzakken vanuit Utrecht, vond dit proces in omgekeerde volgorde plaats.
Een trekker vervoerde in een rit meestal meerdere aanhangwagens tegelijk. Al rondrijdend over de perrons werd een hele sliert van aanhangers verzameld c.q. verdeeld. De man met de aanhanger, die het laatst op een perron was aangehaakt, hing van vanzelfsprekend achteraan. Zo ook, in tegenovergestelde richting, de man met de aanhanger die als eerste gelost moest worden.
Een ‘treinenlosser’ zoals ik toentertijd, kreeg bij aanvang van zijn dienst een rooster mee. Het papieren schema zat op een houten plankje bevestigd. Het gaf aan, welke treinen je moest laden en lossen. Tevens hoe laat en op welk perron je de onderhavige treinen kon verwachten. Soms kwam zo’n trein op een heel ander perron binnen of stond het postrijtuig niet op de geplande plaats in de reeks van rijtuigen. Als er dan geen trekker voorhanden was, moest je als een bezetene de aanhanger zien te verplaatsen. Dat moest dan op eigen kracht en was een bijna bovenmenselijke inspanning.
Rond de Kerstdagen was het altijd erg druk in de kelder. Bij het sorteren van de toegenomen stortvloed aan pakketten, vlogen de dozen werkelijk om je oren. Het leek er af en toe sterk op, dat de mannen dan enigszins afgunstig waren en daarom extra ruw met andermans kerstcadeaus omsprongen. Zo trof ik vaak, ergens weggemoffeld in een hoek van de kelder, een kletsnatte, kartonnen doos aan. De drank, die nog uit de gesneuvelde fles door de kartonnen verpakking sijpelde, vormde ter plekke een plasje rond de doos. Hierdoor hing er, in de weken rond Jezus’ verjaardag, altijd een sterke dranklucht in de sorteerruimte. Een mix van cognac, whisky en wijn .
Zo nu en dan kreeg ik in die dagen ook wel eens een dode haas in mijn nek gesmeten. Het arme dier was niet eens met enig respect verpakt. De afzender had botweg een adreskaartje met een touwtje om zijn nek geknoopt.
Er waren verschillende vaste roosters. Sommige waren heel populair onder het lossend personeel, sommige werden verafschuwd. Met name het lossen van speciale postwagons waren ongewild. Die wagons waren tot de nok vol gestouwd met grote postzakken met tijdschriften en andere periodieken. Die zakken waren gewoonweg niet te tillen. Laat staan, ze een paar meter van je af te werpen. Bovendien had je ook dan maar weinig tijd om de klus te klaren. In die dagen was de arbeidsinspectie in geen velden of wegen te bekennen.
Niet zelden reed de trein Utrecht CS alweer uit, terwijl ik binnen nog bezig was een laatste zak naar de uitgang te sleuren. Als dat tijdens een nachtdienst gebeurde, dan was je niet een, twee, drie terug op Utrecht CS. Dan mocht je van geluk spreken, indien je nog voor het ochtendgloren in je bedje dook.
Na zo’n avond of nacht beulen was je echt gebroken. Eenmaal onder de wol, viel je als een blok in slaap.
Het laden en lossen van postzakken was weliswaar zwaar, maar toch ook leuk om te doen. Vooral overdag en ‘s avonds. Als je te midden van de reizigers je krachtsport beoefende. Tussen het laden en lossen van treinen, was er altijd wel gelegenheid voor het maken van een praatje. Even een gesprekje aangaan op het perron met een lieftallig meisje.
Door de fysieke inspanningen, zag ik er na verloop van tijd uit als een Tarzan in wording. Vooral in het zomerseizoen bleef dat bij sommige meisjes niet onopgemerkt.
Omdat ik regelmatig wederkerende roosters liep, zag ik vaak dezelfde meisjes de treinen in- en uitstappen. Mijn contact met hen bleef echter over het algemeen beperkt tot het over en weer uitwisselen van wat glimlachjes.
Slechts één keer ben ik daar flink van afgeweken. Toen heb ik me door een heel bekoorlijk meisje laten verleiden om de postzakken de postzakken te laten. Zonder de verdere consequenties van mijn actie te overzien, ben ik spontaan op de vertrekkende trein naar Zandvoort gesprongen, om achter deze schoonheid aan te gaan.
WORDT VERVOLGD
Voor alle afleveringen klik op: Met Wieky tussen de postzakken
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: