EEN CULINAIR HOOGSTANDJE
Geschreven door Bert Plomp
Wie wordt er tegenwoordig thuis niet regelmatig verwend met een culinair hoogstandje?
Geweldig toch dat vrouw- of manlief zich heden ten dage zo uitslooft in de keuken. Letterlijk en figuurlijk alles uit de kast trekt om iets speciaals op tafel te toveren. En het lijkt er sterk op dat de lat steeds hoger gelegd wordt. Tot op een hemels niveau. Het moderne dineren is eten als God in Frankrijk.
Nu kan ik daarover meepraten, want ik ben vaak in Frankrijk geweest. Enerzijds om zakelijke redenen en anderzijds om er vakanties door te brengen. Eerlijk gezegd vraag ik me af wat God nu speciaal in Frankrijk te zoeken heeft. Ik bedoel, er zijn zoveel landen in Europa waar je heerlijk kunt eten en waar men bovendien veel klantvriendelijker is.
Als je in ‘la douce France’ tijdens lunchtijd wat wilt consumeren dan moet je voor een kopje koffie het ene en voor een gebakje het andere etablissement bezoeken. Heb je echter trek in een kommetje soep, dan moet je bij weer een andere horecagelegenheid aankloppen. Het is echt om dol van te worden.
Heb je zin in een volledige maaltijd en arriveer je rond een uur of half twee bij een restaurant, dan komt een bediende geagiteerd op je afsnellen om de deur voor je neus op slot te doen, want het is sluitingstijd.
In dat opzicht ben ik wel uitgekeken op Frankrijk en op Parijs helemaal. Hoewel, als het om de buitengebieden gaat, heeft het programma ‘Gort à la Carte’ me wel weer aan het twijfelen gebracht.
Nu ben ik in Ierland heel erg verwend. Als ik hier ’s morgens om een warme maaltijd vraag of ’s avonds ‘a full Irish breakfast’ wil consumeren dan is de restaurateur meer dan happy om dat voor mij klaar te maken.
Net als in andere, culinair hoog genoteerde landen, wordt er in Nederland gevochten voor een Michelinster. Een zekere restaurateur pleegde er zelfs een moord voor. Ook al ging het om zijn eigen leven.
Je kunt de tv ook niet aanzetten of je ziet een individu met een hoge, witte koksmuts op rondscharrelen tussen wat dampende potten. Je ziet zo’n spijsbereider in de weer op de achtergrond van een praatprogramma. Of op de voorgrond, bij een van de vele kookprogramma’s.
Als je die kokkerellende personen aan de slag ziet en ze hoort praten, krijg je bijna de indruk dat je naar een wetenschappelijk programma zit te kijken.
Natuurlijk, eten is heel belangrijk voor de mens en daarom is het goed dat er aandacht aan wordt besteed. Maar mag het een onsje minder zijn?
Mijn moeder was vroeger een echte keukenprinses. Ik durf wel te stellen dat zij in de vijftiger jaren gold als een pionier op het culinaire vlak. Het was haar lust en haar leven om te experimenteren met eten. Haar wekelijkse, favoriete visgerecht ‘Schelvis met bietjes met mosterdsaus’, was een absoluut hoogtepunt tussen alle andere maaltijden.
In die jaren zag je op straat overal kinderen rennen. Rennen tijdens een spel, op weg naar school of op weg naar huis. Vandaag de dag is het een zeldzaamheid indien je nog een rennend kind ziet.
Er wordt ook niet meer buiten gespeeld. Menig kind is te dik om te rennen en lijdt aan obesitas. Menig kind is te zwak om te rennen en lijdt aan anorexia.
Menig kind lijdt aan ADHD en rent juist de hele dag. Maar dan wel door het huis. Soms zou je zo’n kind het liefst achter het behang plakken.
Dan zijn er nog kinderen die gebukt gaan onder Autisme, ADD, ODD, CD, Dyscalculie, Syndroom van Asperger en wat dies meer zij. Het lijkt erop dat er nog maar enkele kinderen zijn die niets mankeren, die normaal zijn.
Maar zo zachtjesaan vormen die een kleine minderheid. Kun je ze dan nog wel als normaal bestempelen?
In mijn lagereschooltijd kende ik eigenlijk niemand die wat mankeerde. Toen bestond er ook geen speciaal onderwijs voor kinderen met een afwijking. Er liepen hier en daar wel wat kinderen rond, zoals ik, die zich anders gedroegen. Dat was geen reden om ze apart te behandelen. Voor ons kinderen al helemaal niet.
Ik kan me herinneren dat er twee broertjes bij mij op de lagere school zaten die zich enigszins opvallend gedroegen. Het waren twee donkerharige, blanke jochies. Een paar keer was ik er getuige van dat ze een hard geworden hondendrol van de straat opraapten en vervolgens met smaak opaten. Wellicht hadden ze van hun ouders geleerd dat zo’n drol nog veel voedingswaarde bevatte, te weten vet en proteïne.
Inmiddels kan ik me dat ook beter voorstellen. Als ik zie hoe snel mijn border collie Lizzy haar maaltijd naar binnen schrokt, dan moet die er aan de achterkant haast wel ongeschonden uitkomen. In een oogwenk is haar bakje altijd leeg. Zij kauwt niet op haar eten, zij slikt het regelrecht door.
Eenzelfde lot is haar dagelijkse DentaStyx-kluifje beschoren. In een paar happen is het naar binnen gewerkt. Terwijl het hapje moet werken als een soort tandenborstel voor honden. Indien de hond heel lang op het kluifje kauwt, worden zijn tanden en kiezen schoner en witter. Niet in het geval van Lizzy dus.
Heel anders verloopt het etensproces bij Maeve, een van mijn andere border collies. Als ik haar etensbakje klaarzet, begint ze eerst met een soort warming-up. Ze strekt haar voorpoten voor het bakje, kijkt dan even naar de inhoud en begint vervolgens heel langzaam te eten. Alweer brokken met verse kip, zal ze op zo’n moment wel denken. Af en toe laat ze haar eten volledig onaangeroerd staan en wacht ze tot het lunchtijd is. Als ze dan begint te eten, kauwt ze ieder brokje zo fijn dat het de moleculaire grenzen nadert. Daarom verwacht ik niet dat haar uitwerpselen nog enige voedingswaarde zullen bevatten.
Natuurlijk was ik even verrast dat de twee jongens een drol consumeerden. Ik zag er echter geen kwaad in. Het zijn kinderen met een bijzondere smaak, dacht ik.
WORDT VERVOLGD
Voor alle afleveringen klik op: Eten wat de pot schaft
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: