EEN VETERCORSET
Geschreven door Bert Plomp
Mijn opa en oma van moeders kant bewoonden een groot, statig, wit huis op de hoek van de Nicolaasdwarsstraat en de Wijde Doelen. Het was altijd heel gezellig om in het weekend even bij hen aan te wippen. Je kon over van alles en nog wat met ze praten en er viel altijd wel een kom soep te consumeren.
Elke zaterdag was het ook weer spannend te zien wat opa Heijgen ditmaal op de spoorwegverkoping bij elkaar had gescharreld. Deze verkoping vond iedere vrijdag plaats in een groot pand, ergens in de buurt van de Nieuwe Gracht.
Op de grote tafel in de eetkamer had hij dan alle spulletjes overzichtelijk uitgestald. Spulletjes waarop hij voor een prikkie de hand had weten te leggen.
In de loop van de dag kwamen meerdere familieleden even langs om te kijken of er iets van hun gading bij zat.
Het ging om allerlei goederen die passagiers in de trein hadden achtergelaten en later niet hadden afgehaald. Niet alleen paraplu’s en koffers. Je trof op de verkoping ook boeken, fototoestellen, brillen, hoorapparaten, kleding, schoenen en dergelijke aan.
Op opa’s eettafel kon je in principe van alles aantreffen. Wie op zaterdagmorgen het eerst binnenviel had de ruimste keuze. Vooral brillen vonden gretige aftrek. Zonder dat daar enige oogmeting aan voorafging. Een gegadigde zette simpelweg een van de monturen op zijn neus en merkte tot zijn tevredenheid dat zijn zicht was verbeterd. Daarmede was de zaak beklonken.
Zelf heb ik ooit een zogenaamd ziekenfondsbrilletje tussen het aanbod uitgevist. Een exemplaar gelijk de bril van John Lennon. De glazen verving ik door zonneglazen.
Bij een eerdere gelegenheid had ik al eens beslag weten te leggen op een dames bontjas. Lekker warm en ideaal voor op de Tomos.
Weer een andere keer verkreeg ik het zwarte giletje dat ik regelmatig droeg en een bijpassend buikhorloge.
Tussen het aanbod heb ik ook eens een veterkorset zien liggen. Kennelijk had een dame, gedurende een treinreis, de insnoering van haar korset als te benauwend ervaren. Zij moet het kledingstuk, in Joost mag het weten wat voor omstandigheden, hebben uitgetrokken.
Over Joost gesproken. Die naam vermijd ik liever zo veel mogelijk. De man van mijn dochter heet namelijk zo.
Het zou die jongen verwaand kunnen maken indien je steeds maar aan zijn kennis refereert. En, in dit pikante geval van een veterkorset, aanleiding kunnen geven voor bonje tussen hem en mijn dochter. Dat wens ik hem in de allerlaatste plaats toe.
Bovendien verwijst de naam Joost, binnen dit kader, ook nog eens naar de duivel. Uiterste voorzichtigheid is dus geboden.
Op opa’s tafel zag ik ook zo nu en dan een compleet kunstgebit liggen. Ik heb meegemaakt dat een van mijn ooms, zonder enige aarzeling, zo’n vals gebit weggriste en pardoes in zijn mond stak. Hij ging er aansluitend met een ‘big smile’ vandoor.
Zo viel er op zaterdag voor eenieder wel wat te halen in de Nicolaasdwarsstraat.
In een zeer kinderrijk gezin als dat van mijn grootouders was het natuurlijk ondoenlijk om alle nakomelingen evenveel aandacht en liefde te schenken. Bovendien moet het leeftijdsverschil tussen het oudste en jongste kind welhaast 20 jaar zijn geweest. Grotere, bijna volwassen kinderen moesten derhalve jongere kinderen helpen.
Zodra dat mogelijk was, kregen ze een vaste taak in de huishouding. Er waren in huis vanzelfsprekend allerlei werkzaamheden te verrichten. Bezigheden als eten koken, de was doen, kleding verstellen en schoenen lappen, werden alle intramuraal afgewikkeld.
Nadat ze het ouderlijk huis hadden verlaten behielden de drie broers en dertien zussen een zeer sterke band met elkaar.
Mijn ouders brachten menig vrij uurtje door bij de familie en dan met name in de Nicolaasdwarsstraat, tegenover het Centraal Museum.
Hoe het met alle nazaten van het 16-tal is vergaan, weet ik niet. Het zijn er simpelweg te veel om te blijven volgen. Wel weet ik dat de meesten van hen, net als ik, stronteigenwijs zijn. Bovendien hebben ze een mening over iedereen en van alles en nog wat.
Ze zijn zeer vasthoudend en als je er als aangetrouwd individu een afwijkende mening op nahoudt, krijg je de hele familie over je heen.
Opa Heijgen is bijna 77 jaar geworden en oma ruim 82 jaar. Oma’s begrafenis was voor Tolsteeg en wijde omgeving een opvallende gebeurtenis.
De familie had namelijk besloten om oma’s hele financiële nalatenschap in haar begrafenis te steken.
Zodoende konden alle kinderen, kleinkinderen en aanhang in grote zwarte limousines naar de Algemene Begraafplaats in Bunnik vervoerd worden.
Een begrafenisstoet waaraan maar geen einde leek te komen, zette, rond het middaguur van een zomerse dag in juni 1975, koers richting Bunnik. Via de rotonde bij het Tolsteeg, over de Gansstraat en over de Koningsweg, op weg naar oma’s laatste rustplaats.
De rouwstoet moet zo lang zijn geweest dat, terwijl de lijkwagen de begraafplaats al opdraaide, de laatste volgauto Utrecht pas verliet. Diezelfde avond sprak ik een vriend. Hij vertelde mij dat hij die dag een waanzinnige gebeurtenis had meegemaakt. Dat hij om een uur of twaalf op het Tolsteeg werd opgehouden door een schier eindeloze rouwstoet. Hij beweerde dat hij bijna een halfuur moest wachten eer de stoet voorbij was en de rotonde weer was vrijgegeven.
EINDE
Voor alle afleveringen klik op: Een giletje en zwarte clarks
Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: